ICT en onderwijs: op zoek naar een visie

door Hans Roes


HTML versie van een boekbespreking die in Mnet Magazine nr. 6, 26 maart 1999, werd gepubliceerd.


Onderwijs heeft altijd al sterk onder druk gestaan van de omgeving, nog versterkt door regelgeving vanuit het ministerie van OC&W. Onlangs is een nieuwe prikkel toegevoegd, informatie en communicatietechnologie heet de nieuwste uitdaging. Het moet, het is goed en natuurlijk ook belangrijk is dat het ministerie er fondsen voor vrijmaakt. En in onzinnige radiospots bedrijven oproept hun afgeschreven apparatuur ter beschikking te stellen aan scholen. Wat die vervolgens aan moeten met deze volstrekt verouderde spullen is een raadsel - goede educatieve software is met een lampje te zoeken en aansluiting op een nog in ontwikkeling verkerend apart onderwijsnetwerk (wie heeft dat toch verzonnen ?) laat nog op zich wachten.

Maar zoals gezegd, het moet, het is goed en OC&W stelt middelen ter beschikking. Dus een beetje onderwijsbestuurder kan niet meer om het onderwerp heen. Nu is de gemiddelde ICT kennis bij die bestuurders, en dat geldt ook voor de meeste docenten, niet al te hoog. Daarom komt het boek van de OU hoogleraar Henk de Wolf, een van de weinige Nederlandse goeroes op dit gebied als geroepen. Ook voor ondernemers die willen inspelen op deze - arme - markt is het interessant, het geeft inzicht in de problemen waarmee het onderwijs worstelt bij de invoering en toepassing van ICT.

Levenslang leren

ICT moet, ook volgens de Wolf. In het dagelijks leven kun je er bijna niet meer omheen, veel beroepen raken steeds meer van ICT doortrokken en wellicht dat het ook als onderwijsmiddel een bijdrage kan leveren. Het is vooral die laatste functie waar de Wolf in zijn boek op in gaat. ICT dient echter wel een concreet doel te dienen, betaalbaar te zijn en te passen binnen de sfeer. Vooral wat betreft dat laatste is er veel weerstand te verwachten bij de huidige sleutelfiguren in het onderwijs, de docenten. Hun gemiddelde leeftijd is hoog, tot nu toe ligt de nadruk vooral op hun vakkennis en niet zozeer op hun didactische kwaliteiten, en ze zijn in hoge mate onafhankelijk. Binnen hun vak beheersen ze het totaal van het onderwijsproces - ze stellen de doelen vast, kiezen en maken zelfs vaak de onderwijsmiddelen, bepalen de werkvormen, geven feedback over de vooruitgang en uiteindelijk beoordelen ze of studenten aan de door hen vastgestelde normen voldoen. Een nieuwe uitdaging als begeleider in een studiehuis spreekt hen niet zozeer aan, zoveel zal duidelijk zijn.

Een uitdaging voor de bestuurders dus, maar onvermijdelijk, want onderwijs moet veranderen. Ook bij de Wolf de bekende thema's: levenslang leren en dus nadruk op leren leren en competenties. Dat vereist maatwerk, flexibiliteit, vrijheid van tijd, plaats en tempo, aansluiten bij de ervaringen van onderwijsconsumenten. Een onderwijsstelsel dat zich over toch wat eeuwen heen heeft ontwikkeld moet op de schop. Zeker gegeven de tekortkomingen van met name het Nederlandse onderwijsstelsel: problematische doorstroom; grote uitval; docenten die ontevreden zijn met hun status en loopbaanmogelijkheden; te weinig geld. Je vraagt je af of het wat wordt. Volgens de Wolf wel: "[M]anagementkracht, de creativiteit van een aantal 'change agents', samenwerking met andere instellingen en het praktisch bewijs dat het kan en goed is, zijn de voornaamste voorwaarden voor succesvolle toepassing van ICT in een toekomstgerichte onderwijsinstelling." (p.46) En middelen natuurlijk.

Veel zelfstudie

Een van de centrale vragen in de nu op gang komende discussie in Nederland is of er een visie op ICT en onderwijs ontwikkeld kan worden. Ook bij de Wolf keert dit thema terug. De uitwerking is echter nogal mager. Feitelijk kan dit niet onbelangrijk stuk van het boek gezien worden als een inleiding in strategisch management toegepast op de Nederlandse onderwijssituatie. Uitgangspunt zou volgens de Wolf moeten zijn: een praktische visie [...] over hoe goede mensen zouden kunnen zijn en hoe de samenleving in elkaar zou horen te zitten." (p. 124) Niet alleen wordt de vraag naar de visie zweverig verschoven, het klinkt behoorlijk jaren zeventig.

Anderzijds kan de Wolf natuurlijk geen keuzes maken voor individuele scholen, die zullen zelf moeten bepalen wat voor onderwijs ze willen geven en aan wie. Voor eigen antwoorden op die vragen krijgen scholen, zij het tergend langzaam, meer ruimte vanuit Zoetermeer. Wel heeft de Wolf een ideaal. In zijn visie is er in het toekomstig onderwijs vooral zelfstudie op basis van daarvoor geschikte studie-omgevingen die ook groepsprocessen op gang brengen en de mogelijkheden bieden tot contact met experts en begeleiders. De docent ziet hij vooral in een aanvullende, begeleidende rol.

Interessant is de beschrijving van de vier accenten die de Wolf ziet in de huidige toepassing van ICT in het onderwijs - begeleide zelfstudie, telematische instructie / begeleiding, multimedia oefenomgevingen, digitale toetsomgevingen. Bij begeleide zelfstudie gaat het erom een nieuwe mix van mediamaterialen te ontwikkelen. Daarvoor zijn verschillende vormen van expertise nodig: inhoudelijk, onderwijstechnologisch, didactisch, informatietechnologisch, grafisch. Het gaat al snel om dure projecten en samenwerking met uitgevers ligt voor de hand. Deze komt in Nederland nog nauwelijks van de grond. Een uitzondering is het Vespucci-project binnen het HBO (www.vespucci.nl). Bij telematische instructie wordt een klassiek onderwijsmodel gevolgd, maar vindt de instructie, synchroon en asynchroon, op afstand plaats. Bij multimediale oefenomgevingen gaat het met name om het aanleren van competenties, het ontwikkelen van vermogens om zelf kennis te kunnen opzoeken en eigen te maken en van daaruit effectief probleemoplossend te handelen. Deze benadering heeft vergaande consequenties voor de opzet en organisatie van het onderwijs, feitelijk worden in deze benadering curricula geheel opnieuw ontworpen. Iets waar de gemiddelde school in Nederland voorlopig niet aan toe is.

Non-neutraal middel

Met die organisatie komen we aan het sterkste punt van de Wolf's betoog. ICT is volgens hem een middel, maar zeker geen neutraal middel. De rol van alle deelnemers in het onderwijsproces zal op den duur fundamenteel veranderen: de docent wordt begeleider en deelnemer in teams om onderwijsmateriaal te ontwikkelen, de student / leerling stuurt meer zijn eigen onderwijsproces. Op grond van die non-neutraliteit waarschuwt de Wolf ook voor een pure substitutie van bestaande onderwijsarrangementen. Vaak wordt sterk op pioniers geleund die op zeker moment moe worden en waaraan sceptici vervolgens argumenten ontlenen om verdere vernieuwing tegen te houden. Beter is innovatie, herontwerp, nog beter is transformatie - het bereiken van doelen die voorheen niet bereikbaar waren, een totaal vernieuwd onderwijssysteem. Zover is het nog lang niet en het bestaande beleid van het ministerie belooft weinig meer dan substitutie gebruikmakend van verouderde apparatuur.

Wat opvalt is dat de Wolf de aanpassingen toch vooral lijkt te zien binnen de bestaande structuur. Hij waarschuwt terecht voor nodige aanpassingen in de interne organisatie maar heeft nauwelijks oog voor aanpassingen in de structuur van het stelsel zelf. In een recent boek van Tapscott et.al., Blueprint to the Digital Economy, schetsen Carol Twigg en Michael Miloff hun visie op The global learning infrastructure. Uitgangspunt van hun analyse is dat door toepassing van ICT een desaggregatie van functies is te verwachten. Als gevolg van de steeds dalende informatiekosten wordt outsourcing steeds makkelijker. Door disintermediatie ontstaat directer contact tussen producenten en consumenten terwijl voorts markten globaliseren. Voor onderwijsinstellingen betekent dit dat zij zullen moeten gaan bepalen op welke onderdelen van het proces zij zich willen richten: selectie, inhoud, coaching, toetsing, accreditatie. Nieuwe partnerships zullen ontstaan om multimediale content te kunnen ontwikkelen. Er komen ingrijpende gevolgen voor het schoolgebouw dat in een aantal gevallen niet eens meer nodig zal zijn. Dit alles vraagt om nieuwe pedagogische concepten en het ontwikkelen van nieuwe competenties. Anders gezegd: voordat onderwijsinstellingen hun studenten kunnen leren leren, zullen ze eerst zelf lerende organisaties moeten worden.

Henk de Wolf, Toekomstgericht onderwijs en het gebruik van informatie- en communicatietechnologie. Hoe te komen tot verantwoorde keuzen ?, Samsom 1998, ISBN 90-422-0259-9 / fl. 17,50