Communicatie van onderzoek: verandering en diversiteit

door Hans Roes


HTML versie van een boekbespreking die in EMNET, Nieuwsbrief Elektronisch Zakendoen, 19 september 1998, werd gepubliceerd.


Wetenschapsbeoefening draait rond de communicatie van onderzoek. Wetenschap die niet gepubliceerd wordt, verdient die naam niet. En onderzoekers die niet publiceren is, anders dan pakweg 20 jaar geleden, geen lange loopbaan beschoren. Jack Meadows, na bonte academische omzwervingen sinds 1986 hoogleraar Library and Information Studies aan de Engelse Loughborough University, heeft de ontwikkelingen in de communicatie van onderzoek sinds de Middeleeuwen samengevat in een uitgebreid boek en stelt de vraag hoe ICT deze processen in de toekomst zal beïnvloeden.

Zijn aanpak is een interdisciplinaire, waarbij inzichten uit bibliometrie, informatiewetenschap, wetenschapssociologie, -geschiedenis en -filosofie worden gecombineerd. Zo onstaat een rijk overzicht van dit belangrijke aspect van het wetenschapsbedrijf. Verandering, diversiteit tussen de verschillende disciplines, en groei zijn de centrale thema's.

ICT heeft volgens Meadows vooral invloed op het veranderingstempo. Veel aandacht wordt besteed aan het wetenschappelijk tijdschrift dat zijn oorsprong heeft in 1665, vrijwel tegelijkertijd in London en Parijs. Doorslaggevende factoren daarbij waren: de boekdrukkunst die een tweetal eeuwen eerder was uitgevonden, het ontstaan van een betrouwbaar systeem van posterijen en de behoefte aan meer formele en snellere media dan de boeken en de onderlinge briefwisselingen die tot dan toe gebruikt werden. Jarenlang groeide het aantal tijdschrifttitels gestaag, maar na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van een ware explosie. Begin jaren vijftig werd het aantal tijdschriften geschat op 10.000, eind jaren tachtig waren het er, volgens een conservatieve schatting, ruim 71.000. Deze explosie valt samen met de opkomst van de commerciële wetenschappelijke uitgevers die nu de markt domineren.

De norm

In de afgelopen 300 jaar kristalliseerde de structuur van het wetenschappelijk artikel uit tot wat heden ten dage de norm is: steeds expressievere titel, steeds meer auteurs door toename van mission-related onderzoek, samenvatting, trefwoorden, introductie, methodologie, onderzoek, analyse, discussie, referenties. Deze structuur maakt het voor wetenschappers mogelijk om in een oogopslag te beslissen of een artikel de moeite van het lezen waard is. Overigens wijst onderzoek uit dat het gemiddelde artikel in de wetenschap slechts 100 maal gelezen wordt, in de techniek is dit enige honderden malen. Dat betekent waarschijnlijk ook dat zeer veel artikelen niet of nauwelijks gelezen worden. En dat terwijl de kosten van tijdschriften immer toenemen.

Parallelle publicatie

Vraag is of elektronische tijdschriften hier een uitkomst kunnen bieden. Op dit moment zijn twee mogelijkheden te onderscheiden: parallelle publicatie waarbij naast het gedrukte tijdschrift een elektronische kopie wordt aangeboden, en puur elektronische tijdschriften. In de eerste variant is er zeker geen sprake van lagere kosten, eerder het tegendeel. Doordat de technologie nog volop in ontwikkeling is levert dat een hoop onzekerheid op bij uitgevers. Dat is volgens Meadows een van de redenen achter de wereldwijde fusiegolf.

Willen elektronische versies succesvol zijn, dan moet aan twee voorwaarden voldaan zijn: kritische massa en snelheid. Daaraan kan de factor van gebruiksgemak worden toegevoegd: paradoxaal genoeg - of niet, papier heeft nu eenmaal ook interactieve eigenschappen - willen gebruikers bij elektronische versies vooral eenvoudig prints kunnen maken. Vooralsnog is aan de twee eerstgenoemde factoren zeker niet voldaan. Gebrek aan kritische massa kan te maken hebben met het, door Meadows onderschreven, idee van uitgevers dat het maken van elektronische kopieën eenvoudiger is dan het maken van fotokopieën. Het tegendeel is eerder het geval, aangezien op basis van logfile-analyse strikte licentievoorwaarden kunnen worden afgedwongen.

Puur elektronische tijdschriften worden vooral gevonden onder de enthousiasten, daar waar behoefte is aan snelheid en vooral daar waar er weinig gedrukte tijdschriften zijn in verhouding tot het aanbod van manuscripten. Dat laatste is vooral het geval in de zachte maatschappij- en alfawetenschappen, van oudsher de armere takken van wetenschap. Toch speelt ook in de bèta-wereld elektronische communicatie een steeds belangrijker rol. Zo leidde de vermeende ontdekking van koude kernfusie tot een groot debat op internet. Tegen de tijd dat de eerste gedrukte publicaties over dit onderwerp het licht zagen was het debat al beslist. Daarmee is de rol van het gedrukte tijdschrift in de natuurwetenschappelijke wereld echter nog lang niet uitgespeeld. Ook al is het nauwelijks meer van belang in de onderlinge communicatie - vergeleken met Ginsparg's e-print archief, onderzoek gepubliceerd in deze tijdschriften is gecontroleerd, gecodificeerd en opgenomen in de wetenschappelijke canon.

Globalisatie

Kenmerkend voor elektronische communicatie is dat grenzen tussen formele en informele communicatie vervagen. De wetenschappelijke pikorde wordt er door afgeplat aangezien de status van degenen die aan een online discussie deelnemen minder een rol speelt. In principe zouden vrouwen in de wetenschap daarmee hun voordeel kunnen doen, maar het is nog maar de vraag of dat ook het geval is. Voor onderzoekers in ontwikkelingslanden, en met name in Oost-Europa, betekent het in ieder geval een doorbreking van hun jarenlange isolement. Onmiskenbaar heeft ICT bijgedragen tot globalisatie van de wetenschap.

Hoewel de eerste klacht over infostress in 1613 gedateerd kan worden, neemt het gevoel bij wetenschappers relevante literatuur niet meer te kunnen bijhouden nog steeds toe. Dit ondanks toenemende specialisatie en alle hulpmiddelen die nieuwe technologie oplevert. Men gebruikt meer verschillende bronnen en per project wordt steeds meer literatuur aangehaald. Wellicht dat dit kenmerkend is voor de overgangsperiode waarin we ons bevinden, gecombineerd met het gegeven dat wetenschappers hun informatiegedrag slechts langzaam aanpassen. Toch zien veel wetenschappers de virtuele bibliotheek als een serieuze mogelijkheid, zo blijkt uit een onderzoek in Groot-Brittannië. Wel heeft men daarbij behoefte aan ondersteuning en training. Ervaring in Tilburg leert echter ook dat men daar niet eenvoudig tijd voor wil vrij maken.

Al met al heeft Meadows een fascinerend boek geschreven dat veel ruimer is dan in deze korte bespreking kan worden weergegeven. Zo is er ook ruime aandacht voor wat wetenschappers drijft, verschillen tussen de diverse disciplines, citatie-analyse, het peer review systeem, de publicatie van boeken, en de rol van massamedia. Kleine minpunten zijn er ook: herhaling van argumenten door de gekozen structuur; veel (dat is positief) cijfermateriaal dat niet altijd even duidelijk wordt gepresenteerd; ontbreken van een literatuurlijst. Niettemin een aanrader voor beleidsmakers in uitgeverijen en bibliotheken, voor onderzoekers en hun managers, maar ook voor hen die geïnteresseerd zijn in de wisselwerking tussen veranderingen in media en maatschappelijke ontwikkelingen.

A.J. Meadows, Communicating Research, Academic Press, New York, 1998, ISBN 0-12-487415-0, $ 59.95